Schets van één Landelijk Educatief Onderwijs Netwerk

Auteur(s): 
drs. P.G. Hogenbirk, Sectormanager PRINT/VO, CPS
Samenvatting: 

In november 1996 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen mevrouw Netelenbos, CPS de opdracht gegeven te onderzoeken hoe een nationaal onderwijsnetwerk eruit zou moeten zien (de "redactiefunctie") en welke weg moet worden gevolgd om zo'n nationaal onderwijsnetwerk te realiseren. Het APS heeft een soortgelijke opdracht voor het basisonderwijs. In de aanpak van het onderzoek wordt door onderlinge afstemming en samenwerking gestreefd naar optimale synergie tussen beide onderwijsniveaus in de uiteindelijke beschrijving van het netwerk.
Ten tijde van NIOC'97 is het onderzoek in een eindfase. Er is gezocht naar een manier om al de partijen in Nederland die ervaring met Internet hebben, te betrekken bij het onderzoek. Daartoe is door de Verzorgingsinstellingen, de HBO-raad, de WPRO en de Gemeenschappelijke Educatieve Uitgeverijen de bereidheid uitgesproken om bij het onderzoek naar een landelijk onderwijsnetwerk gezamenlijk op te trekken. Vanuit deze instellingen is een viertal werkgroepen gevormd die bepaalde aspecten van het netwerk verder uitwerken. Een flink aantal experts is geïnterviewd en er zijn beoordelingen gemaakt van bestaande educatieve en ook ideële/commerciële sites op het net. Er is gestreefd naar maximale legitimering van tussentijdse resultaten door betrokkenen en belangstellenden.
De inhoud van een onderwijsnetwerk komt pas goed tot zijn recht als daarbij de gebruikers en de functionaliteit in het middelpunt staan. Daar waar het gaat om gebruikers zijn drie niveaus te onderscheiden. Het eerste niveau is dat van de school, de schoolbesturen (waaronder gemeenten), het schoolmanagement en externe partijen zoals OCenW, CFI, Inspectie, Informatie Beheer Groep. Het tweede niveau is dat van de docent, die via het netwerk als professional kan opereren en ondersteund worden. Het derde niveau is het primaire proces, waarin leerlingen en docenten het medium gebruiken voor het realiseren van (ICT -)eindtermen en voor de verhoging van de kwaliteit van het onderwijs. Eventueel kan nog als vierde niveau de ouders worden genoemd.
Waar het gaat om de inhoud zelf en de functionaliteit is een drietal functies van zo'n onderwijsnetwerk te onderscheiden.
Allereerst is een website een informatiemedium voor informatieleveranciers naar hun klanten, zoals dat bijvoorbeeld ook bij tijdschriften het geval is. Het netwerk is vervolgens ook communicatieplatform, waarbij uitwisseling van informatie, ideeën, ervaringen, producten enzovoorts voorop staat. De derde functie is die van de diensten. Voorbeelden hiervan zijn het leveren van toetsen of lesmaterialen op aanvraag, het inrichten van een helpdesk, het vervullen van een intermediaire rol, het doen van evaluatie en onderzoek, beroepsvoorbereiding, teleleren en noem maar op.
Niet elke functionaliteit is voor elke gebruikersgroep van belang. De prioriteiten zullen niet overal gelijk liggen. Ook moeten we rekening houden met randvoorwaarden als de toegankelijkheid van het netgebruik en de mogelijkheden van de gebruikers, de infrastructuur op scholen en de bereidheid al of niet voor geleverde informatie of diensten te betalen.
In de presentatie zal een schets worden gegeven van de resultaten die het onderzoek heeft opgeleverd.

Doelgroep: